De laatste tijd krijgen we regelmatig de vraag: is beleggen in obligaties in privé (box 3) nog wel aantrekkelijk of is sparen (spaardeposito’s) een beter alternatief? De achtergrond van deze vraag is de Overbruggingswet box 3, in combinatie met de gestegen spaarrentetarieven.
Graag nemen we u mee in de achtergrond van deze dialoog en onze visie hierop.
Uiteraard is er nooit een eenduidig antwoord op deze vraag. De afweging is geheel afhankelijk van uw persoonlijke situatie.
Wat er daarnaast speelt is dat er zowel politiek veel dialoog is over dit onderwerp en dat er diverse rechtszaken lopen die de houdbaarheid van de Overbruggingswet box 3 onder druk zetten.
Achtergrond:
Als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad (24-12-2021) is er veel te doen rondom de belastingheffing in box 3. De kern van dit arrest is, dat belastingheffing in box 3 op basis van een forfaitaire samenstelling van het vermogen in strijd is met het Europese verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) voor zover een belastingplichtige door dit forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement.
Het demissionaire kabinet heeft per 8 september 2023 een internetconsultatie gestart voor het concept wetsvoorstel ‘Wet werkelijk rendement box 3’. Het demissionaire kabinet stelt in het concept wetsvoorstel voor om vanaf 2027 in box 3 inkomstenbelasting te heffen op basis van het werkelijk behaalde rendement. Hoofdregel is een heffing op basis van een vermogensaanwasbelasting.
Met het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 wordt voor de tussenliggende jaren een tijdelijk stelsel geregeld, dat voortborduurt op de herstelwetgeving (de forfaitaire spaarvariant) voor box 3. De forfaitaire spaarvariant betekent dat het vermogen, oftewel de bezittingen en schulden zoals genoemd in artikel 5.3 Wet IB 2001, worden onderverdeeld in de volgende drie vermogenscategorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage. De van toepassing zijnde forfaits worden pas na afloop het jaar bekend gemaakt.
Voor 2023 gelden de volgende forfaitaire tarieven:
Banktegoeden 0,36%
Overige bezittingen 6,17%
Schulden 2,57%
Het belastingtarief in box 3 is voor 2023 vastgesteld op 32%, het voorstel voor het belastingplan 2024 is om versneld naar een tarief van 34% te gaan.
Het heffingsvrije vermogen is voor 2023 en de opvolgende jaren bepaald op € 57.000,- per belastingplichtige.
Beleggen in obligaties:
Obligaties zijn het defensieve hart van uw portefeuille. Ze zijn minder koersgevoelig dan aandelen en zijn daarmee minder risicovol. De keerzijde van de medaille is dat obligaties normaliter een lager verwacht rendement geven dan u met aandelen kunt maken.
In de ideale portefeuille zijn obligaties communicerende vaten met aandelen. Als de koersen van aandelen dalen, stijgen de koersen van obligaties (een zogenaamde negatieve correlatie) en zorgen daarmee voor een rustiger waarde verloop van de portefeuille.
In de afgelopen 10 jaar was het directe rendement op obligaties beperkt door de extreem lage rentestanden. Sinds eind 2021 zijn de rentetarieven op zowel de kapitaalmarkt als de geldmarkt fors toegenomen, wat een dalend effect had op de koersen van lopende obligatieleningen. Echter nieuw uitgegeven leningen hebben een aanzienlijk hogere couponrente dan de lopende leningen. Afhankelijk van de samenstelling van een obligatieportefeuille zal voor de komende jaren het gemiddelde rendement voor obligatieportefeuilles weer gaan toenemen. U mag een gemiddeld rendement hieruit verwachten tussen de 3,5%-4,5% per jaar. Afhankelijk van de samenstelling van uw obligatieportefeuille (debiteurenrisico, looptijd etc.).
De rente op spaarrekeningen is nu ongeveer 1,5% en bij het vastzetten van gelden in zogenaamde ‘fixe deposito’s’ ontvangt u voor 12 maanden nu circa 2,5% – 3%.
Welke keuze te maken?
Zoals eerder genoemd heeft de opname van obligatieleningen in uw portefeuille een belangrijke functie als het gaat om risicodemping. Met name vanwege de negatieve correlatie met aandelen.
Vanuit een zorgvuldig bepaald risicoprofiel en de periodieke monitoring hierop vinden wij het aanhouden van obligaties in uw portefeuille belangrijk.
Bij de meer defensieve risicoprofielen is het raadzaam om samen met uw vermogensbeheerder nog eens kritisch hierover in gesprek te gaan. Is er ruimte om op te schuiven naar een wat zwaardere weging in zakelijke waarden (aandelen) vanuit het rendementsperspectief op langere termijn hiervan of past dit niet bij uw uitgangspunten en risico-acceptatie?
Conclusie:
Ons advies is om u niet sec te laten leiden door de korte termijn fiscale behandeling van de categorie ‘overige beleggingen’ waar de obligatieleningen onder vallen.
De forfaitaire heffing op banktegoeden zal naar alle waarschijnlijkheid fors omhoog worden bijgesteld in de komende jaren door de toegenomen rentestanden. Daarnaast is er nog veel (politieke & juridische) onzekerheid over de houdbaarheid van de ‘Overbruggingswet box 3’.
Wel is het goed om samen met uw vermogensbeheerder (en evt. in combinatie met uw fiscale adviseur) kritisch stil te staan bij uw totale vermogensverdeling en te kijken naar het huidig gevoerde risicoprofiel.